Carillonbespeling Aanvang 15 uur
Voor Johann Sebastian Bach was muziek geen kunst. Componeren beschouwde hij als een ambacht. En als gelovig mens vond hij dat muziek voor alles God moest eren, anders was zij “enkel een duivels lawaai en gedreun”. Hoewel Bach alleen in zijn jeugd enkele studiereizen maakte en naar onze maatstaven in een kleine wereld leefde, laat zijn muziek wel alle Europese stromingen uit zijn tijd horen. Franse en Italiaanse stijlen hadden zijn voorkeur en hij nam graag nieuwe compositietechnieken van buitenlandse collega’s over. Een voorbeeld is zijn eerste cellosuite, een verzameling Franse dansen die ook op carillon onmiskenbaar klinken als Bach. Zelf was hij een meester in het bewerken, variëren en hergebruiken van muziek. Dat is te horen in de variaties op een aria in Italiaanse stijl. Dat Bach bovenal een kerkcomponist was klinkt door in zijn prachtige bewerkingen van Lutherse koralen. Als kerkorganist improviseerde hij op die bekende melodieën en gelukkig schreef hij heel wat improvisaties uit voor zijn leerlingen zodat wij ze nog kunnen naspelen. Aan het slot van de bespeling klinkt een van de mooiste aria’s van Bach waarin een theologisch thema terugkeert dat hij volop heeft uitgewerkt in al zijn kerkmuziek, het weerstaan van de zonde om zo de levende God te dienen. De spanning van de zonde zit al in het openingsakkoord, een dissonant die om een oplossing vraagt.
